Groter worden

M’n moeder probeert de tas uit mijn handen te grissen. Ik geef me niet gewonnen.
‘Ik ga wel terug,’ huil ik. Boos om zoveel onrecht.
‘Nee, laat maar, ik doe het zelf wel!’

Eerder die dag kreeg ik als acht-jarig meisje de opdracht een paar boodschappen te doen bij “De Gruyter”. Vroeger zat die in een prachtig pand, met gelakt houten pui gewoon tegenover ons huis in de binnenstad. Sinds kort waren ze echter verhuisd naar het nieuwe winkelcentrum. Om dat te bereiken moest ik een paar aardige hindernissen nemen. Ik nam het briefje aan uit moeders hand. Haar grote-mensen-portemonnee stopte ze omzichtig in de boodschappentas.
Op het moment dat ik ons portiek achter me liet, waande ik me in een andere wereld. Mijn kind-zijn liet ik achter me, ik werd een van hen. Met plechtige stappen ging ik recht op mijn doel af, slechts afgeleid door duizend mooie gekleurde herfstblaadjes in de schaarse struiken onderweg. De allermooisten vonden hun weg naar mijn tas, voor in mijn plakboek. Sommige waren er afgevallen en lagen in het zwarte zand.

Veel te laat kom ik terug met mijn buit. Mama kijkt in de tas en ziet vol afgrijzen een met bladeren en zand beduimeld pak speculaas en een glazen pot witte bonen in bruinige gelei. Ze neemt het glaswerk in haar hand.
‘Ik had toch gezegd sperciebonen?’
‘Nietes. Je zei bonen!’
‘Ik ga wel teru-ug.’ Grote tranen rollen over mijn wangen.
Terwijl we allebei aan een hengsel trekken, gooit ze de pot driftig richting tas.
Ze mist.
Met een klap spat het glas uiteen, waardoor we ineens midden tussen de bonen, derrie en glassplinters staan. Met grote ogen kijk ik van de rotzooi naar het gezicht van mijn moeder. Met even grote ogen kijkt zij naar mij ...
Dan beginnen we samen aanstekelijk en onstuitbaar te lachen.
Voor de tweede keer die dag groei ik tot ongekende hoogte.

November 2013
 

Deel deze pagina