Watertanden

Zou je daar mogen zitten als je er niet overnacht, vraag ik me af.
Vanaf het pontje over de IJssel hebben we zicht op een sjiek hotel, waar tafeltjes niet alleen op het terras, maar ook damastgedekt op de grasoever hun plek hebben gevonden.

Wij prijzen ons gelukkig, als er ietsjes later precies op de scheidslijn van tegels en groen een plaatsje vrijkomt. Hier hebben we vrij zicht over de stad, die bol staat van de herinneringen aan mijn oma en opa. Links van ons zit een statig heerschap met koffie en krant. We raken aan de praat. Hij was hier ooit makelaar en vult de leemten in mijn geheugen met smeuïge details aan.
Enthousiast geworden door plek en gesprek vragen wij om de menukaart. Die is er niet. Vreemd, aan de oever smaakt het eten prima, zo te zien.
‘De kok beslist over een half uurtje wat er geserveerd wordt,’ vult onze ober aan.
Dan wachten we wel even, geen probleem.
‘Ik denk toch, dat ze liever alleen hun hotelgasten hier hebben,’ fluister ik.
‘Welnee,’ wimpelt Ton mijn bezwaren weg.
Als de keuken uiteindelijk haar keuze bekend maakt, weten we van elkaar het antwoord.
We bedanken vriendelijk en gaan.

In de binnentuin van ons eigen hotel schuiven we diezelfde avond aan voor het verrassingsmenu.
‘Ik heb voor u meegenomen …
een overheerlijke witlofsoep met een flintertje mierikswortel!’
Ach, da’s aardig.
‘Dit keer heb ik voor u bij me …
een frisse spoom met verse limoenschilfertjes!’
Nou, kijk nou toch.
We worden helemaal stil en plechtig van de keurige bediening.
Bij het hoofdgerecht aangekomen heeft ze voor ons meegenomen …
‘Van de wal in de sloot,’ mompel ik.
‘Wat zegt u mevrouw?’
‘Niets, heerlijk hoor!’

‘Waar is mijn mama nou?’ fluistert mijn steun en toeverlaat.
Hij eet dapper zijn bord leeg.
Bij mijn tweede hap tettert mama zo luidruchtig in mijn oor, dat ik genoodzaakt ben in één keer mijn hele glas wijn achterover te kiepen.
De schattige foto van Moeder met kroost waggelend in onze tuin, ligt pal naast mijn bord met woest gebraden eendenborst.

september 2015

Deel deze pagina