Parijs-Roubaix

 

Bij binnenkomst verbaas ik me over het geringe aantal bezoekers. Slechts één man hangt aan de meest stoere toestellen.

Ik kleed me om en verdwijn in de roeiboot. Standje twee van de twintig. Splash…. Splash…. klotst het water in het wiel naast me. Hè! Vergeten te plassen. Na een paar minuten wissel ik, licht verkleurd, van plek en pak de loopband. Aan de overkant hangt de gespierde hulk nog steeds in de stijgers. Het zweet vliegt in compacte druppels van zijn lijf. Zijn kreunen neemt ondertussen gênante vormen aan.

Ik ben op de hometrainer beland, als mijn fitness-genoot bij het toestel pal naast mij een gele band pakt. Zijn hand verwikkeld in het ene uiteinde, het andere uiteinde op schouderhoogte vastgeklonken aan een rek. Met zijn rug naar me toe laat hij zichzelf langzaam zijwaarts vieren. En haalt zijn lijf weer omhoog. Na een keer of twintig verwisselt hij van biceps. Zijn gezicht draait daarbij mijn kant op, waardoor warme, vochtige ademstoten kreunend mijn oor bereiken.

Genoeg! In staat om aangifte te doen, pak ik mijn boeltje op en stamp de arena uit. In het aanpalende zaaltje bestijg ik een wielrenfiets. Vóór mij, op een groot scherm verschijnen prachtige etappes. Ik klik Parijs-Roubaix aan. Mijn personal coach voor het komend half uur klinkt door mijn tweede set oren. Maar hoe ik ook duw, het pedaal blijft onbeweeglijk.

‘Hij is kapot,’ zeg ik verontrust. Met de koptelefoon om mijn nek en ogen die smeken dwing ik de lunchende life-coach naar mijn fiets.

‘Misschien is de weerstand iets te hoog voor je,’ zegt hij begripvol en draait de knop rigoureus de min in. Meteen voel ik beweging.

‘Kom op, kom op!’ schreeuwt Michael Boogerd me toe. ‘Hij gaat bijna los, blijf in zijn wiel hangen!’ Ik trap me een ongans om mee te komen met de Jumbo-Visma-ploeg. ‘Heel goed. Breng je ademhaling even terug, dan kun je straks weer verhogen.’

De kasseien trillen in mijn kuiten. ‘En versnellen! Nu!’ De bijbehorende muziek voert het tempo genadeloos op. Ik trap en ik fiets. Nóg harder, nóg sneller. Verdwaasd hang ik na de finish voorover over het stuur, amper in staat de koptelefoon op z’n plek te hangen. Dat die als nevenfunctie heeft mijn hijggeluiden te dempen was ik even vergeten.

‘Zo. Jij hebt je best gedaan,’ klinkt het naast me. Ik probeer het besmuikte gegrinnik te negeren. Mijn stramme been haalt het achterwaarts maar net over het zadel. Beschaamd strompel ik richting kleedkamer. 



10 april 2023